Een gesprek met je leraar/lerares vraag elkaar: Hoe laat je ‘s morgens opstaat? Wanneer je volgende les is? Waar je familie woont? Hoeveel dagen er in een jaar zitten?
Nederlandse Taal
Niveau A1 Les 19
GRAMMATICA
Verwijzen naar een voorwerp We hebben in de vorige les over de persoonlijk voornaamwoorden geleerd. Vandaag gaan gaan we nog wat meer oefenen. De voorwerpsvorm verwijst naar het voorwerp van de zin. bv. Hij geeft mij bloemen voor mijn verjaardag. Maar er is een verschil tussen de ‘de’ woorden en de ‘het’ woorden
‘de’ woorden
‘het’ woorden
Enkelvoud
hem – ik koop de tas ik koop hem
het – ik koop het boek ik koop het
Meervoud
ze - ik koop de bloemen ik koop ze
ze - ik koop de boeken ik koop ze
Nederlandse Taal
Niveau A1 Les 19
OEFENEN
Vragen en antwoorden Voorbeeld: Wanneer zie je Marleen? ( maandag) Ik zie haar op maandag.
Wat geef je Jan voor zijn verjaardag?
(boeken)
Wat geef je Marleen en Joke voor hun verjaardag? ( bloemen ) Ben jij een fan van Madonna? ( ja ) Lees je de krant? ( elke dag )
Nederlandse Taal
Niveau A1 Les 19
DIALOOG
IN EEN WINKEL. MARIJKE: Mag ik u iets vragen? VERKOPER: Ja natuurlijk, waar kan ik u mee helpen? MARIJKE: Kunt u mij vertellen hoeveel deze printer kost? VERKOPER: Natuurlijk. Deze kost €100. MARIJKE: Oh, dat is te duur, zoveel geld kan ik niet uitgeven! VERKOPER: Deze is goedkoper, hij kost € 80. MARIJKE: Dat is een redelijke prijs. Accepteert u Visa? VERKOPER: Ja,die accepteren we. Betaalt u het hele bedrag of in maandelijkse termijnen? MARIJKE: In zes maandelijkse termijnen, alstublieft.
Nederlandse Taal
Niveau A1 Les 19
DIALOOG
Mag ik de rekening? MARIE: Het is al bijna 2 uur, Ik moet terug naar kantoor! MARLEEN: Oh, dan moeten we om de rekening vragen. MARIE: Neemt u mij niet kwalijk, mogen wij de rekening
alstublieft? KELNER: natuurlijk mevrouw, hier is hij. MARIE: Is dit onze rekening? Hij is veel te hoog! KELNER: ja, dit is toch echt uw rekening. MARLEEN: Maar op het menu staat dat de biefstuk €12 kost,
maar hier rekent u meer. Hoeveel kost hij precies? KELNER: Oh, de biefstuk kost €19. Ik heb u een oude menukaart gegeven,
maar omdat het mijn fout was, zal ik u rekening wijzigen MARLEEN: Dank u wel, dat stel ik erg op prijs. Nederlandse Taal
Niveau A1 Les 19
OEFENEN
Maak zoveel mogelijk zinnen met de onderstaande woorden:
Op maandag schoenen
party
Nederlandse Taal
erg koud niet
leuk veel
Niveau A1 Les 19
omdat vinden
te duur Dat kan ik niet betalen
EXTRA OEFENEN
Extra lezen:
Mijn familie en ik zijn op vakantie. Wij hebben honger en gaan naar een restaurant. Het is een visrestaurant. In een groot aquarium zwemmen grote kreeften. Mijn zusje vraagt wat er met die kreeften gebeurt. Pappa legt het uit. Mijn zusje is heel verdrietig en wil de kreeften redden. Ze wil ze allemaal kopen. Mijn vader vindt dat zo lief dat hij alle kreeften koopt. We brengen de kreeften naar de zee. Nu zijn ze vrij.
Nederlandse Taal
Niveau A1 Les 19
EXTRA OEFENEN
Extra lezen:
Met wie ben ik? Waar zijn wij? Wat ziet mijn zusje? Wat wil ze doen? Wat doen mijn ouders? Waar brengen we de kreeften naar toe? Wat vind jij van mijn ouders?
Nederlandse Taal
Niveau A1 Les 19
WAT HEBBEN WE GELEERD
Nog meer persoonlijke naamwoorden Naar prijzen vragen Om de rekening vragen