Dutch A1 L13 Final

Report 3 Downloads 97 Views
Niveau A1 - Les 13

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 13

WAT GAAN WE LEREN





Afspraken maken



Beschrijf jezelf



Kleuren en kleding

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 13

HERHALING



Praat met je leraar/lerares over:

Hoe laat je ‘s morgens wakker wordt. Hoe laat je naar je werk/school gaat? Je hobby’s. Hoe lang je elke dag studeert?

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 13

WOORDEN



Plannen maken Als je met iemand afspreekt moet je weten op welke dag en tijd.

Vergeet niet om dag,tijd en plaats te gebruiken. “We ontmoeten elkaar woensdag om 18.00 in het café op de hoek.”

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 13

DIALOOG



Een telefoon gesprek LOES: Goedemorgen. Ik zou graag een Nederlandse les willen

reserveren. RECEPTIONISTE: Met welke leraar? LOES: Met Nick. RECEPTIONISTE: Voor wanneer wilt u reserveren? LOES: Morgen om half drie, alstublieft. RECEPTIONISTE: Het spijt me maar om half drie is Nick bezet.

Hij is om kwart over vier vrij. LOES: Kwart over vier is ook goed! Dank u wel! RECEPTIONISTE: Kent Nick u? LOES: Nee .

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 13

DIALOOG



Een telefoon gesprek RECEPTIONISTE: Kunt u mij vertellen hoe u er uit ziet? LOES: Ja natuurlijk. Ik ben klein, Ik heb lang bruin haar en

bruine ogen. Morgen doe ik een roze T-shirt aan en een blauwe spijkerbroek . RECEPTIONISTE: Prima. Dan ziet Nick u morgen om kwart

over vier. LOES: Dank u wel, goedemiddag nog.

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 13

WOORDEN



Uiterlijk In les 7 hebben we bijvoegelijke naamwoorden geleerd om het weer te beschrijven. Nu gaan we ze gebruiken om ons uiterlijk en onze kleren te beschrijven. Hij / zij is… Ik ben…

Dik

Lang Slank Klein

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 13

WOORDEN



Uiterlijk Haar

Zij / hij heeft, Ik heb……. haar

Ogen

Hij / zij heeft, Ik heb……. ogen Groen, bruin, blauw, grijs

Beschrijf deze mensen.

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 13

Kort, lang, rood, zwart Stijl, krullend, blond, bruin

WOORDEN



Kleding Jas

Schoenen

Trui

Spijkerbroek

Wat heb je vandaag aan?

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 13

Jurk

Sokken

OEFENEN



Maak een afspraak met je leraar/lerares

Bel hem/haar op en maak een afspraak voor woensdag 18.45 en leg uit hoe je er uit ziet en wat je zal dragen.

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 13

EXTRA OEFENEN



Beschrijf de volgende kledingstukken

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 13

EXTRA OEFENEN



VUL HET JUISTE WOORD IN. - Wij wonen in een _____ huis aan de rand van een _____ stad. (nieuwe / groot) - Ik denk niet dat die _____ man de dief is. ( dik ) - Zij had haar ____ zusje bij zich met een ___ tas. ( klein / geel ) - Ik heb een _____ cijfer gehaald voor een _____ examen. ( goed / belangrijk) - Het ______ meisje vertelde een ____ verhaal ( mooi / spannend)

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 13

WAT HEBBEN WE GELEERD?

Afspraken maken Jezelf beschrijven Kleuren & kleding

Aan de veren kent men de vogel!

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 13

