Dutch A1 L14 Final

Report 6 Downloads 66 Views
Niveau A1 - Les 14

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 14

WAT GAAN WE LEREN

 



De modale hulpwerkwoorden: kunnen, moeten, mogen en willen. Hulpwerkwoorden van tijd: hebben, zijn en zullen

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 14

HERHALING



Vertel je leraar/lerares hoe je er uitziet en wat je vandaag aan hebt. Vraag je leraar/lerares hoe hij/zij er uitziet en wat hij/zij vandaag aan heeft.

Beschrijf: kleding, haar, ogen, lengte, gewicht

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 14

GRAMMATICA



Hulpwerkwoorden Kunnen, moeten, mogen en willen worden met de tegenwoordige tijd gebruikt maar ook met de verleden tijd.

Ik Jij Hij/zij/het Wij Jullie zij

Hij wil een nieuw boek. Zij mag niet naar het feestje.

Kunnen

moeten

mogen

Kan Kunt Kan Kunnen Kunnen kunnen

moet Moet Moet Moeten Moeten moeten

Mag Mag Mag Mogen Mogen mogen

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 14

willen Wil Wilt Wil Willen Willen Willen

GRAMMATICA



Hulpwerkworden II ‘Zijn’ en ‘hebben’ zijn gewone werkwoorden maar worden ook als hulpwerkwoord gebruikt met bepaalde tijden.

Ik ben in Amsterdam geweest. Ik heb deze film gezien.

‘Zullen’ wordt gebruikt om aan te geven dat we iets gaan doen.

Hij zal wel weer te laat komen. Wij zullen morgen beslissen wat we gaan doen.

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 14

DIALOOG



Een nieuwe baan SUSAN: Hallo Jan. Heb je die nieuwe baan al? JAN: Ja, gelukkig wel. Ik ben erg blij! SUSAN: Dat is goed nieuws! Wat voor baan is het

precies? JAN: Ik ben een vertaler. SUSAN: Welke talen moet je doen? JAN: Ik moet vanuit het Duits naar het Engels vertalen.

Het is niet makkelijk! SUSAN: Dat kan ik me voorstellen,

maar je bent goed met talen. Ik weet zeker dat je het heel goed zal doen! JAN: Dank je wel Susan!

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 14

OEFENEN



Vul de woorden in.

ik een glas bier? hij ook komen? Zij -

meer studeren!

Hij Ik

nu gaan, hij -

om 9 uur beginnen.

naar huis.

Woorden: kan

moet

Nederlandse Taal

mag

wil

Niveau A1 Les 14

OEFENEN



Met de woorden van deze les kun je je leraar/lerares vertellen wat je kan en wil gaan doen.

Je kan praten over je educatie? bv. Heb je een diploma? Je kan praten over je hobbies? bv. Kan je zwemmen? Wat zijn je plannen? bv. Ik wil een reisje maken?

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 14

EXTRA OEFENEN



VUL HET JUISTE HULPWERKWOORD IN.

_________ jij vuur aansteken? Jij __________ je kamer opruimen. Mama, ___________ ik naar het feest. Ik ________ een nieuwe auto kopen. Ik ______ een nieuwe auto gekocht.

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 14

EXTRA OEFENEN



VUL HET JUISTE HULPWERKWOORD IN.

Ik ______ graag op vakantie naar Spanje, maar ik _____ eerst mijn diploma halen. Daarna _______ ik van mijn ouders een reis uitkiezen. Ik ____ graag naar de zee maar het _______ ook in de bergen zijn. Het ______ een reis van 2 weken zijn zodat ik mijn taal goed ________ gebruiken.

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 14

WAT HEBBEN WE GELEERD

Modale hulpwerkwoorden Hulpwerkwoorden die tijd aangeven.

Vakmanschap is meesterschap!

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 14

