Dutch A1 L3 Final

Report 4 Downloads 49 Views
Niveau A1 - Les 3

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 3

WAT GAAN WE LEREN





Jezelf en familie introduceren



‘De’ en ‘Het’ woorden



Tegenwoordige tijd



Vragen stellen

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 3

HERHALING



Stel jezelf voor aan je leraar/lerares, waar je vandaan komt en wat voor werk je doet.

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 3

GRAMMATICA



In het Nederlands zijn er 3 lidwoorden: de, het, een ‘een’ wordt gebruikt als een onzijdig lidwoord, zoals ‘a/an’ in het Engels ‘de’ en ‘het’ zijn zoals ‘the’ in het Engels. ‘de’ wordt gebruikt voor vrouwelijke/manelijke zelfstandige naamwoorden en ‘het voor onzijdige zelfstandige naamwoorden. Het is niet makkelijk om te leren welke zelfstandige naamwoorden ‘het’ woorden zijn en welke ‘de’ Maar:

Als het zelfstandige naamwoord meervoud is, is het altijd DE Alle verkleinwoordjes zijn HET Alle naamwoorden die verwijzen naar mensen zijn DE

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 3

OEFENEN



De of Het?

vader

opa

meisje

huis

broodje

brief

brood

vrouw

jongen

kndje

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 3

GRAMMATICA



Tegenwoordige tijd Weet je nog hoe je de stam van een werkwoord moet vinden? De stam is ook meteen de ik-vorm van het werkwoord. De 2de en 3de vorm ( je & hij & u) krijgen in het Nederlands een –t De meervoud vormen ( wij, jullie, zij ) zijn de infinitief Dus : Ik denk jij denkt hij/zij/het denkt

wij denken jullie denken zij denken

u denkt

Geef voorbeelden met de volgende werkwoorden.

lopen

Nederlandse Taal

vragen

slapen

Niveau A1 Les 3

werken

wassen

GRAMMATICA



Het werkwoord vragend maken.

Om in het Nederlands een zin vragend te maken gebruiken wij inversie. We draaien het werkwoord om met het onderwerp. De werkwoorden blijven hetzelfde, alleen in de 2de persoon enkelvoud laten we de –t weg.

Werk ik? Werk jij? Werkt hij? Werkt zij? Werken wij? Werken jullie? Werken zij?

Nederlandse Taal

Werk ik vanavond? Werk jij elke dag? Werkt hij morgen? Werkt zij op een school? Werken wij samen? Werken jullie daar? Werken zij hier?

Niveau A1 Les 3

DIALOOG



Bij ons thuis. ANJA: Wie kookt er bij jullie thuis? MARJAN: Ik kook samen met mijn vriend. De ene dag kook ik en de andere dag kookt hij. ANJA: Vinden jullie koken leuk? MARJAN: Dat gaat wel. Ik houd niet zo van koken maar mijn vriend wel. Hij staat graag in de keuken. ANJA: Nou mijn vriend niet. Maar hij doet wel de boodschappen.Hij doet ook de afwas. MARJAN: Mijn vriend en ik haten de afwas. Helaas moeten we het wel elke dag doen.

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 3

GRAMMATICA



Hebben en Zijn Deze twee werkwoorden zijn onregelmatig zijn

hebben

Ik

ben

heb

Jij

bent

hebt

U

bent (is)

hebt/heeft

Hij /zij

het is

het heeft

Wij

ziin

hebben

Jullie

ziin

hebben

Zij

ziin

hebben

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 3

OEFENEN



Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

De hond ---------- op straat.

lopen

Wij ---------- op vakantie.

qaan

U ---------- op een kantoor.

werken

Jij --------- Nederlands.

studeren

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 3

WOORDEN



Introduceer je familie.

Familie

vader

moeder zus

broer oma

opa oom

Nederlandse Taal

tante

Niveau A1 Les 3

OEFENEN



Nu kun je diverse vragen stellen en beantwoorden.

Vraag aan je leraar /lerares of zij/hij uit Nederland komt. Of hij/zij van katten houdt, van voetbal en van haring.

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 3

OEFENEN



Vul het juiste woord in

Ik ---------- van lezen. Jan ----------

een nieuwe fiets.

Ik ---------- Nederlandse les. Zij ---------- een lange brief. Jan en Marijke ---------- samen op een kantoor. werken

Nederlandse Taal

houd

heeft

Niveau A1 Les 3

schrijft

heb

OEFENEN



LIDWOORDEN

……………. man loopt naar huis. …………potlood ligt op ………… tafel. …………… huis is mooi. ………….. meisje zit op ………grond. ……………stoel staat bij …………tafeltje. de

Nederlandse Taal

het

Niveau A1 Les 3

WAT HEBBEN WE GELEERD?

Jezelf en familie introduceren De en Het woorden Tegenwoordige tijd Vragen stellen

De koe bij de hoorns vatten.

Nederlandse Taal

Niveau A1 Les 3

